De leraar lichamelijke opvoeding is vakinhoudelijk bekwaam als hij de inhoud van zijn vakgebied beheerst. Hij kan zijn leerlingen (1) beter leren bewegen en sporten, (2) leren samen te bewegen, (3) leren bewegen te regelen en (4) leren óver bewegen. Hij heeft daarbij aandacht voor de persoonlijke beweeginteresses en richt zich op het realiseren van een actieve en gezonde leefstijl.
De leraar lichamelijke opvoeding kan vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen tussen het vak lichamelijke opvoeding en de dynamische beweeg- en sportcultuur, ondersteunend door actuele, theoretische en wetenschappelijke kennis en inzichten.
Concretisering vakinhoudelijke bekwaamheid
De leraar lichamelijke opvoeding:
- volgt de (inter)nationale ontwikkelingen binnen zijn vakgebied en kan de leerinhoud van het vak op grond daarvan bepalen;
- legt de relatie van onderwijsinhouden met de landelijke kerndoelen en eindtermen van het vak;
- verantwoordt zijn onderwijsinhoud vanuit actuele theoretische en wetenschappelijke kennis en inzichten;
- overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum van de school en de doorlopende leerlijnen waarin sprake is van afstemming met andere vakken, leergebieden en lesprogramma’s;
- stemt zijn onderwijs inhoudelijk af op de verschillen tussen leerlingen;
- legt de basis voor de (toekomstige) deelname aan de beweeg- en sportcultuur;
- sluit aan bij actueel (maatschappelijk en lokaal) beweeg- en sportbeleid.